Waterpijpje
Het is pijnlijk stil in Gaza's koffiehuis waar Ahmed en Jessed zojuist het voorbijzijn van de vakantie hebben besproken. 'Terug van weggeweest', ze hebben er allebei iets van gemaakt. Ahmed heeft wat extra waterpijpjes gerookt, zo nu en dan is hij naar het strand geweest. Hij is dus thuisgebleven. Jessed is heen en terug naar Kahn Joenis gaan lopen, het zuidelijkste puntje van de Gaza Strook waar hij een oom heeft wonen. 'Ver hè?', zegt hij, 'twee uur heen en twee uur terug. Heb jij wel eens een beer in een kooi zien stappen? Veertien stappen naar voren en vier naar opzij? Als ik later zo met mijn hoofd ga tollen, dan weet je hoe het komt, 't Palestijnse kooisyndroom!'
'Heb je dan geen versjes geschreven, zodat je je in ons te nauw bemeten land toch vrij kunt voelen?' vraagt Ahmed, die vindt dat hij het aardig formuleert. Vrijheid in de vorm van woorden die opborrelen uit je hart als het in het dagelijks leven niet lukken wil? Rhytmisch, morrelen over smart. 'Zo', zegt Jessed, ' jij bent in dichterlijkheid gegroeid'. In hem is de poëet nu klaarwakker: 'Waar politici liegen, zal hoop in rook vervliegen'. Hij lacht weer en maakt met zijn rechterarm het gebaar van de grote spreker voor het denkbeeldige duizendkoppige publiek 'Misschien moet ik wat vaker voor de eeuwigheid schrijven', zegt hij, 'dingen zeggen die als citaten blijven voortbestaan, die een eigen leven gaan leiden voor het nu en het voortaan'. Ahmed is praktischer: 'Schrijf wat minder satirisch, wat filosofischer'. Jessed kijkt hem vragend aan: 'Bevlogen politici doen hoop in rook opgaan, waar volgelingen zijn die denken dat zij hen verstaan'. Ahmed scoort: 'Volg Arafat op zijn pad. Hij doet je wat.'
Alsof die gedachte een voltreffer was: In één klap staan beiden weer met de benen op de grond. Wat gaat Arafat op 13 september van het jaar 2000 van de westerse jaartelling doen? Zal hij de Palestijnse staat uitroepen of verkondigt hij uitstel maar geen afstel. Gaat Arafat Baraks bittere pil slikken? Doet hij wat Barak wil? Gaat hij de Palestijnen zeggen wat eigenlijk in woorden niet valt uit te leggen. De poëzie is ineens de wereld uit en beiden zeggen: 'Het ziet er voor ons Palestijnen somber uit'.
Ahmed vat de ellende samen: 'Er zijn twee opvattingen', zegt hij, 'van uitstel mag geen afstel komen'. Noem het maar de moraal-ridderlijke opvatting van West-Europa. De andere gedachte is dat uitstel mooi meegenomen is omdat alles dan weer op tilt staat. Dat is wat rechts Israël wil. Velen in de wereld vinden dat zo'n rijk standpunt omdat deze voor de hand liggende gedachte zo herkenbaar is: wat we nu doen is niet goed, het betere komt nog.
'Wist je nu maar zeker of Arafat toch niet beter één zwaluw in de hand kan hebben en ook nog negen in de lucht dan een leeg ei en zelfs geen halve dop', meent Jessed. Hij stelt voor dat er met die zogenaamde Palestijnse staat maar eens een beginnetje moet worden gemaakt. 'En als Arafat straks dood gaat, hoe gaan we dan verder?' vraagt Ahmed.
'Wij hebben jou', zegt Jessed, 'jij mag hem opvolgen, eerste probleem, welke problemen zijn er, nu het ook voor Clinton 'over en sluiten' is. Daar heeft Ahmed wel een oplossing voor, 'niks voor jou Jessed'.
'Waterpijpje voor twee', bestelt Ahmed, 'we gaan de wereld regeren'. De avond valt muisstil. Zachtjes herhaalt Ahmed nu: 'Bevlogen politici doen hoop in rook opgaan, waar volgelingen zijn die denken dat zij hen verstaan'.
PIETJE VAN KIMSWERD