menu
spacer
 
| de vredessite / kernwapens 2009 |
 
 
 
Achttien jaar na de Golfoorlog
Eindelijk epidemiologisch onderzoek naar de effecten van uraniummunitie in Irak

 
Door Henk van der Keur
 
Amsterdam, 7 april 2009 - Afgelopen maand werd bekend dat Noorwegen epidemiologisch onderzoek naar de effecten van verarmd uranium gaat sponsoren in het Iraakse district Basra. Deze bekendmaking is een mijlpaal in de strijd voor beëindiging van het gebruik van kernafval in conventionele wapens. De uitkomsten van dit uitgebreide onderzoek zullen ongetwijfeld aansluiten bij wat nu al op kleine schaal is aangetoond. Ze leveren een belangrijke bijdrage aan de wetenschappelijke en juridische onderbouwing van een definitief verbod op uraniumwapens. Wat is er allemaal voorafgegaan aan dit historische moment sinds het eerste gebruik van verarmd uranium in oorlogen? Daarover hier een beknopte chronologische terugblik.
 
Het is al weer ruim 18 jaar geleden dat er tijdens een oorlog voor het eerst gebruik werd gemaakt van wapensystemen met verarmd uranium. Dat was in de Golfoorlog van 1991. Amerikaanse en Britse legereenheden gebruikten uraniumhoudende antitankgranaten van uiteenlopend kaliber en uraniumplaten in de bepantsering van tanks. Een uraniumhoudend projectiel dat doel treft ontbrandt het in zeer fijne radioactieve en giftige stofdeeltjes. Deze deeltjes worden door vriend en vijand ingeademd. Evenals de lokale burgers, waren de meeste soldaten niet op de hoogte van het gebruik van verarmd uranium. Laat staan van de risico's. Door gebrek aan gegevens waren dus geen precieze cijfers bekend, maar volgens diverse schattingen stonden honderdduizenden mensen - burgers en soldaten - bloot aan de uraniumdeeltjes. Veel Irakezen ook tot ver na de Golfoorlog, omdat besmet legermaterieel dat was achtergelaten of restanten daarvan niet werden opgeruimd. Niet zelden werd dit materieel vele jaren later nog weer versleept, waardoor besmettingen zich konden uitbreiden. Ondanks de roep om nader onderzoek bleven woordvoerders van defensie en andere overheidsinstanties beweren dat onderzoek niet nodig was. De hoeveelheden stofdeeltjes zouden zo gering zijn geweest dat niemand ziek had kunnen worden. Hoe men aan die wijsheid kwam zonder nader onderzoek te verrichten bleef een raadsel.
 
Na de Golfoorlog heeft de verspreiding van uraniumwapens zich voortgezet. Alle erkende kernwapenstaten beschikken over deze wapens in hun arsenalen. Ook landen in conflictgebieden, waaronder Pakistan en India.
In de oorlogen op de Balkan werd door de Verenigde Staten wederom uraniumhoudende antitankmunitie gebruikt - in 1994 en 1995 in Bosnië, en in 1999 in de Kosovo-oorlog. Vanaf midden jaren negentig kwamen steeds meer berichten in de media over dodelijke en chronische ziektes onder Golfoorlogveteranen en erfelijke afwijkingen bij hun kinderen. Ondanks toenemende druk vanuit veteranenorganisaties van diverse NAVO-landen, en organisaties als de Amerikaanse Algemene Rekenkamer (GAO) bleef nader onderzoek uit.
Vanuit Irak kwamen berichten over epidemieën van normaliter zeldzame dodelijke ziektes en misvormingen bij het nageslacht. Er waren clusters van kanker in gebieden waar in 1991 met uranium was geschoten. Niet zelden werden hele families getroffen waarvan leden tegelijkertijd twee of drie verschillende soorten kankers hadden. De Iraakse artsen en medisch specialisten hadden echter geen middelen om epidemiologisch onderzoek te verrichten. Dat werd mede veroorzaakt door het voortdurende VN-embargo. Zowel in de thuislanden van de Golfoorlogveteranen als in Irak bleef grootschalig medisch onderzoek dus uit.
 
Maar er was een macaber lichtpuntje dat er voor zorgde dat er hoop bleef bestaan op nader onderzoek. Enige tientallen Amerikaanse Golfoorlogveteranen hadden aantoonbaar splinters van verarmd uranium in hun lichaam gekregen. Reglementen van het Pentagon bepaalden dat ze recht hadden op uitgebreid medisch onderzoek. De metaalsplinters konden niet operatief worden verwijderd. Onbedoeld werden deze getroffen soldaten daardoor proefkonijnen in het onderzoek naar de gezondheidseffecten van verarmd uranium. Sinds eind jaren negentig wordt over de resultaten van dit onderzoek gepubliceerd. Het loopt parallel met onderzoek van het Pentagon waarbij proefdieren worden blootgesteld aan verarmd uranium. Uit beide langlopende onderzoeken komt steeds nadrukkelijker naar voren dat verarmd uranium ernstige schade toebrengt aan de gezondheid.
 
In januari 2001 is er een mediahype over het hoge aantal gevallen van kanker onder Italiaanse soldaten. Deze veteranen hadden in de jaren negentig gediend onder de door de NAVO geleide troepen van SFOR en KFOR op de Balkan. Niet lang daarna verschijnen er stapels rapporten met literatuuronderzoek, waaronder een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), dat tot op heden als leidraad wordt beschouwd door overheden en internationale organisaties. De beschreven gezondheidseffecten zijn gebaseerd op rekenmodellen van sterk verouderde onderzoeken. Recente belangwekkende resultaten, waaronder die van Golfoorlogveteranen met uraniumsplinters in hun lichaam, zijn er niet in verwerkt. Ook is het rapport sinds 2001 nooit herzien, terwijl juist in de afgelopen twaalf jaar veel nieuwe inzichten zijn opgedaan door langlopende onderzoeken. Daaruit is onder meer naar voren gekomen dat behalve de longen en de nieren ook de hersenen een doelorgaan zijn. De meest belangrijke rapporten uit de stapel van 2001 en de jaren daarna zijn die van de Britse Koninklijke Academie der Wetenschappen, The Royal Society, en die van de milieuorganisatie van de VN, UNEP. De reeks rapporten van UNEP zijn verslagen van hun veldonderzoeken naar de besmettingen met verarmd uranium op de Balkan. Tussen de regels van deze rapporten klinkt verontrusting door en wordt erkend er nog veel hiaten zijn in de kennis over de effecten van verarmd uranium. UNEP uit onder meer haar bezorgdheid over de effecten van verarmd uranium op de langere termijn voor de drinkwater- en voedselvoorziening in de besmette gebieden. Zowel The Royal Society als UNEP dringen aan op nader onderzoek. Net als voorheen blijft dat echter uit.
 
Vanaf oktober 2001 vinden Amerikaanse bombardementen plaats op Afghanistan. Sindsdien wordt door een handvol activisten en wetenschappers beweerd dat er grote bommen ('bunker busters') met verarmd uranium op Afghanistan zijn gedropt. Daarvoor ontbreekt tot op heden echter elk bewijs. Wel zijn er patenten bekend waaruit blijkt dat deze bommen kunnen worden gefabriceerd. Maar het bewijs dat ze daadwerkelijk zijn geproduceerd ontbreekt. Er is wel aangetoond dat zich uraniumhoudende antitankgranaten bevinden in Afghanistan, maar er kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat die zijn gebruikt. Het feit dat in Afghanistan vergelijkbare clusters met kanker en geboorteafwijkingen zijn gevonden als in Irak doet vermoeden van wel. Die kunnen echter ook veroorzaakt zijn door metalen als nikkel, waarvan de gezondheidseffecten vergelijkbaar zijn met die van verarmd uranium. Van nikkel is bekend dat het in 'bunker busters' wordt toegepast.
 
Aan het begin van de Irak-oorlog van 2003 roerden UNEP en The Royal Society zich weer. De UNEP drong in april 2003 aan om zo spoedig mogelijk een wetenschappelijk team naar Irak te sturen zodra de gevechtshandelingen waren gestaakt. Op grond van hun onderzoeken op de Balkan stelde UNEP vast dat 'er een aantal wetenschappelijke onzekerheden overblijven die verder zouden moeten worden onderzocht. Bijvoorbeeld de mate waarin verarmd uranium de bodem indringt en eventueel het grondwater besmet, en de mogelijkheid dat het uraniumstof later kan opdwarrelen in de lucht door de wind of door menselijke activiteiten, met het risico dat het kan worden ingeademd.' Helaas heeft een dergelijk vroeg onderzoek nooit plaatsgevonden. Na uitspraken van het Pentagon dat het opruimen van verarmd uranium niet nodig was, reageerde de specialist van The Royal Society als volgt in The Guardian (17 april 2003): "Soldaten en burgers lopen zowel op de korte als de lange termijn gevaar. In het bijzonder kinderen die op besmette plekken spelen lopen risico."
 
Ook in 2003 wordt duidelijk vastgesteld verarmd uranium op celniveau tumoren opwekt en de groei ervan bevorderd. Die waarneming wordt ook in latere publicaties meerdere malen bevestigd. Het wordt ook vastgesteld bij de Golfoorlogveteranen die splinters met verarmd uranium in hun lichaam hebben. Wetenschappers die al decennialang onderzoek doen op dit terrein verklaren dat deze gegevens ook maatgevend zijn voor mensen die uraniumdeeltjes in hun lichaam hebben gekregen. Het waren dit soort gegevens die voor het Internationaal Agentschap voor Onderzoek naar Kanker (IARC) voldoende waren om nikkel in 1990 te classificeren als een stof die kankerverwekkend is voor mensen. De richtlijnen hiervoor zijn kennelijk niet eenduidig, want voor verarmd uranium wordt niet afgeweken van het bestaande protocol. Dat protocol zegt dat een bepaalde stof op de lijst komt met stoffen die kankerverwekkend zijn voor mensen als dat is aangetoond door epidemiologisch onderzoek.
 
Daarom is het een mijlpaal dat Noorwegen een uitgebreid onderzoek gaat steunen naar de gezondheidseffecten van verarmd uranium in Irak. Het onderzoek vindt plaats onder leiding van Dr. Jawad Al-Ali, hoofd van een kliniek in Basra voor de behandeling van kankerpatiënten. Dr. Al-Ali gaat daarbij samenwerken met artsen en medisch specialisten van de IPPNW, een internationale organisatie van artsen die tegen kernwapens strijden, waarbij ook de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie (NVMP) is aangesloten.
 
Tot op heden houden defensie en andere overheidsinstanties vol dat niemand ziek kan worden van blootstelling aan uraniumstofdeeltjes. Daarbij wordt keer op keer verwezen naar het stoffige rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit 2001. Maar die houding is feitelijk nu al niet langer vol te houden. Er zijn meer dan twintig 'peer-reviewed' artikelen uit vaktijdschriften die helder maken dat blootstelling aan uraniumstofdeeltjes ernstige schade toebrengen aan het menselijk lichaam op celniveau. Statistisch significant bewijs ontbreekt nog, omdat er nog geen resultaten bekend zijn van epidemiologisch onderzoek. Het is ronduit beschamend dat het zo lang heeft moeten duren. Het is van groot belang dat daar vanaf heden hard aan wordt gewerkt in Irak. Het moment dat overheden niet langer kunnen blijven beweren dat verarmd uranium onschadelijk is, is nabij. Daarmee is ook de uitbanning van het wapensysteem een stap dichterbij gekomen.
 
Henk van der Keur
Stichting Laka, Amsterdam
 
 
terug/back | de vredessite / kernwapens 2009 |