Grijs en stank? Trek je conclusies Trees Kosterman na een bezoek aan Jenin
29 april 2002Vandaag probeer ik wat te werken, maar het lukt me niet erg. Ik kan de beelden die ik gisteren gezien heb niet van mijn netvlies krijgen. De geur, die ik geroken heb, blijft om me heen ook al heb ik schone kleren aan en parfum opgespoten en drie keer gedoucht. Alles lijkt onwerkelijk. Ik ben gisteren met mijn man en vier vriendinnen in het Jenin vluchtelingenkamp geweest. Tussen 3 en 11 maart hebben zich in dit kamp vreselijke dingen afgespeeld. We hebben meteen geprobeerd er naar toe te gaan maar kwamen niet door de checkpoints heen. Nu, ongeveer twee weken later, zijn we erin geslaagd om via achterafweggetjes naar binnen te gaan. Ik wil beschrijven wat ik heb gezien en gehoord, maar het valt me zwaar. Ik kan er tot aan vandaag niet de juiste woorden voor vinden. Het is verschrikkelijk, maar dat dekt de lading niet. Het is afschuwelijk, maar ook dat is geen goed woord. Ik heb er eigenlijk geen woorden voor.
Een grote berg puin
Gisteren om 9 uur zijn we van huis vertrokken en via een dorp dat aan de grens ligt zijn we naar Romani gelopen. Vandaar heeft een taxi ons naar het kamp gebracht. Dit is allang geen kamp met tenten meer, want na er 50 jaar geleefd te hebben, waren de bewoners er toch min of meer in geslaagd er een permanente woonplek van te maken. Er is weinig grond, dus de meeste huizen tellen drie tot vier verdiepingen. In de meeste huizen wonen tien à twaalf mensen.Het kamp ligt vijf minuten lopen van Jenin stad. Toen wij gisteren het kamp binnenkwamen, zagen we in eerste instantie niet veel. Maar om een hoek was opeens een grote lege plek met een grote berg puin. Hoe groot? Een vierkante kilometer? Ik weet het niet precies. Maar we liepen over en door de berg heen. Het was bijna allemaal stof, verpulverde stenen, oude lappen, een schoolschriftje van een meisje genaamd Solange. Dat was de naam die op het schriftje stond, waarin ze heel netjes geschreven had. Het was haar schriftje van de computercursus. Solange zelf was nergens te bekennen. Ik heb eerst een half uur staan kijken om te beseffen wat ik zag, maar ik zag geen huis meer, of iets wat te herkennen was als een deel van een huis. Niets maar dan ook niets. Alleen maar stof en puin en rotzooi. Ik ben rond gaan lopen.
Veertig mensen in één kamer
Aan de rand van de grote stofberg staan huizen die verwrongen zijn. Alle voorpuien zijn er afgereden door de tanks. In een huis konden we zo naar binnen kijken. De mand met de vuile was stond naast de wasmachine, klaar om gewassen te worden. Maar om wasmand en machine heen was alles in puin. Ik liep wat verder naar boven. Daar zaten op het puin zeven vrouwen met kinderen om zich heen . Ik ging even naast ze zitten en vroeg hen waar hun huis was. Ze wezen naar een berg puin en stof op vijf meter afstand. Er was niets meer van een huis in te herkennen. Ik vroeg hen wat er gebeurd was. Ze waren met de hele familie, ongeveer vijftien mensen in een kamer gaan zitten om voor de bommen te schuilen. Ze hoorden de bommen van drie kanten op zich af komen. Er vlogen constant vier Apache helikopters boven het kamp die doorlopend bommen afvuurden. Waren de bommen op dan kwamen er meteen vier andere Apache helikopters. In een uur telden ze zestig bommen, iedere minuut dus een. Bang dat het huis geraakt zou worden wilden ze naar buiten gaan. Met een witte sjaal voor zichopende men de deur, maar vlak voor hen ontplofte een bom. Er kwam er één binnen door het dak van de keuken. Vervolgens zijn ze tussen al het geschiet door een voor een naar het huis van een buurman gerend. Een paar mensen zijn door rondvliegende splinters en vuur geraakt . Maar allen leven nog. Ik vroeg ze wat hen nu te doen staat. Ze antwoordden: "We kunnen nergens anders heen gaan. Buiten het kamp zijn wat tenten opgezet maar daar willen we niet naar toe". Ze wilden op de plek waar ze gewoond hadden blijven. Iedere dag groeven ze nog en zochten naar hun bezittingen. Ze vertelden me dat ze al een maand dezelfde jurken aan hadden. 's Nachts konden ze in een klein kamertje van andere mensen slapen. Veertig mensen in één klein huis. Daar wasten ze dan hun kleren zodat ze 's morgens alles weer schoon konden aantrekken. Ik had me er al over verbaasd dat ze er zo schoon uitzagen, terwijl wij al na een uurtje lopen vies en stoffig waren. Eén van de oudere vrouwen had een klein meisje op schoot. "Dit is mijn kleindochter", zei ze, "haar vader, mijn zoon, is een maand geleden in zijn huis doodgeschoten. Mijn andere zoon wilde om ons te sparen zich overgeven aan de Israeliers. Maar toen hij naar buiten ging hebben ze ook hem doodgeschoten. Ze begon te huilen en ik ben toen maar met tranen in mijn ogen verder gelopen.Verderop stond Ali, mijn man, met een jongen te praten. Die jongen woonde net aan de rand van die grote open vlakte met puin. We gingen met hem naar zijn huis. Een groot huis met drie verdiepingen. Hij vertelde dat hun huis in de Eerste Intifada kapot was geschoten. Hij en zijn zes broers hebben jarenlang hutje bij mutje gelegd om dit huis te kunnen bouwen. De bovenste verdieping moest nog geschilderd worden. Maar die zit nu vol gaten van ingeslagen raketten. Binnen door het trappengat, door de badkamer en dan er weer uit. De keuken was gebruikt door sluipschutters. In alle muren waren gaten geslagen, met zicht op de grote open vlakte, en vandaaruit werd iedereen die probeerde te vluchten, beschoten. Zo te zien was er heel wat afgeschoten, de keuken lag vol hulzen van kogels. Lange hulzen, kleine, het lag er bezaaid mee. Hij vertelde ons dat dit huis bedoeld was voor zijn broer Taha die op 8 maart zou gaan trouwen. Op 4 Maart is zijn moeder van 52 jaar door een sluipschutter doodgeschoten. Ze stond in de huiskamer en kreeg een kogel in haar hoofd. Dit was tijdens de eerste invasie begin maart. Taha heeft zijn bruiloft toen 40 dagen uitgesteld. Maar Taha is toen hij tien dagen geleden de bombardementen wilde ontvluchten, doodgeschoten. Hij had zijn huis nog niet afgeschilderd. We kregen de uitnodigingskaart van zijn bruiloft mee. We zijn maar verder gelopen.
"Dood aan de Arabieren"
Nog een andere Palestijn liet ons zijn huis zien. Ook dat was door sluipschutters gebruikt. Het huis was volledig verwoest. Er was geen kast meer heel. De matrassen van de bedden waren vuil en stonken. Een naaimachine lag als een hoopje schroot op de vloer. Hulzen van kogels en granaten lagen door het huis verspreid. De muren waren volgespoten met Hebreeuwse grafiti, die zeiden "dood aan de Arabieren". Alles was kapot. Kapot. Er was niet meer in het huis te leven. Ook hier in iedere muur gaten om uit te kunnen zien op de vlakte. Wij vroegen ons af waarom juist dit deel van het kamp zo vernietigd was. Het bleek het centrum van het kamp te zijn waar de huizen dicht op elkaar stonden. Mensen vluchtten hier naar toe en juist hier heeft men de grootste vernietiging veroorzaakt.We liepen maar verder. Weer naar de grote open vlakte. Omdat veel huizen zo laag waren ging ik me afvragen op welk nivo we liepen. Het bleek dat de "lage huizen" het normale niveau van de straten vormde. We liepen op de derde laag van vernietigde huizen. Zal iemand ooit te weten komen wat er onder ons onder het puin ligt Ik vroeg het me af terwijl we verder gingen..
Het volgende huis was volkomen uitgebrand. De resten van een servies lagen op de grond. In dit huis, dat buiten het centrum stond, had men tijdens de bombardementen s twintig kinderen laten schuilen. Nu stond er een meisje van een jaar of acht voor het huis. Ze heette Imeny. Ze "woonde" hier, vertelde ze. Er waren raketten door het dak naar binnen gekomen. Alle kinderen zijn toen op een kluitje gaan staan. De groteren troostten de kleintjes. Een jongetje liet zijn rug zien. Verbrand. De kinderen hadden de vier dagen dat de beschietingen duurden eten noch drinken gehad.
Een andere vrouw vertelde hoe ze met de tweeling van vijf jaar, twee meisjes, uit haar huis vluchtte en naar een ander huis rende. Was ze bijna bij de deur van de buren en kreeg ze een salvo kogels achter en voor zich en rende ze een andere kant, vervolgens gebeurde hetzelfde nog een keer. Ze zei dat ze zo twee uur heen en weer heeft gerend met de tweeling. Alsof men haar wilde verhinderen om een veilige plek te vinden. Ze is niet geraakt en leeft nog. Wel is ze alles kwijt. Een jongen vertelde dat zijn broer vier dagen lang op straat heeft gelegen. Voor het ziekenhuis. Hij lag op vijf meter van de hoofdpoort. Een Israelische soldaat heeft er na vier dagen een eind aan gemaakt en de jongen doodgeschoten. Van een andere broer weet hij niet waar hij is.
Geen hulporganisaties
Wat mij ontzettend verbaasde was dat er praktisch geen hulporganisaties aanwezig waren. Er liepen drie buitenlandse heren de schade op te nemen. Technische experts uit Duitsland en Zwitserland. Ik vroeg hen waar hun uitrusting was? Waar de bulldozers waren? Nou, zei men, de Israelische autoriteiten lieten dat niet toe. Oke, dan ga je toch een beetje druk uitoefenen op die Israelische autoriteiten. Nee, dat kon niet, dan zou het te politiek worden, want dat zijn allemaal politieke discussies en politieke beslissingen. En ook geld was een probleem. Wat? Vroeg ik , dit is een noodsituatie en dan is er altijd wel geld te vinden. Nou nee, hiervoor dus niet.Tussendoor twee explosies. Door het hele kamp liggen ongeexplodeerde mijnen, daar geplaatst door het Israelische leger. Mensen van het kamp hebben samen met wat buitenlandse vrijwilligers zo goed en zo kwaad mogelijk zoveel mogelijk mijnen bij elkaar gelegd en er een bewaker bij gezet.
De grote vraag die je terugvindt in iedere krant is of er nou een massaslachting is geweest of niet. Na mijn bezoek denk ik dat dit een compleet irrelevante vraag is. Wat is de definitie van een massaslachting? Er gaan zoveel vragen in mijn hoofd om. Waar zijn de mijnopruimingsdiensten? Waar zijn de buitenlandse hulporganisaties? Ze zeggen dat Israël hen niet toelaat, maar wij zijn er toch ook doorgenomen? Waarom komt de UN-commissie alsmaar niet? Om bewijs te vernietigen?
Ik heb geschreven wat ik wilde schrijven. Maar de geur van het kamp zal ik blijven ruiken en de kleur grijs - de kleur van het kamp - blijf ik op mijn netvlies zien. Grijs en stank? Trek je conclusies.
Trees Kosterman woont in Sakhnin en werkt bij de stichting Al-Zahraa, een stichting die opkomt voor de belangen van Arabische vrouwen in Israel.