menu
spacer
 
| de vredessite / midden-oosten 2011 |
 
 
 

Kabinet negeert anti-wapenhandel-motie

 
Bericht van redactie Vredessite
 
5 december 2011 - Eind juni nam de Tweede Kamer een motie aan van SP-Kamerlid Jasper van Dijk die de regering vraagt geen exportvergunningen voor wapens te geven wanneer het export betreft naar landen waar de mensenrechten worden geschonden en waar geen vrije verkiezingen zijn. Aanleiding was de inzet van Nederlands militair materieel tegen de 'arabische lente' in verschillende landen in het Midden-Oosten.
 
Per brief van 2 december (zie hieronder) legden minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal (VVD) en staatssecretaris van Economische Zaken Henk Bleker (CDA) deze motie naast zich neer.
 
Tijdens een kamerdebat over wapenexport 21 december a.s. zal Jasper van Dijk de regering oproepen om de motie alsnog uit te voeren.
 
Hieronder een afschrift van de brief aan de kamer.
 

 
Brief regering n.a.v. Motie Wapenexport


2 december 2011

Geachte Voorzitter,

Op 30 juni werden twee moties van de leden Van Dijk (SP) (TK 22054,
nr. 173) en El Fassed (Groen Links) (TK 22054, nr. 172) met
betrekking tot het Nederlandse wapenexportbeleid aangenomen. De
motie Van Dijk "verzoekt de regering geen wapenexportvergunning te
verlenen aan landen waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden en
waar geen vrije verkiezingen worden gehouden". De motie El Fassed
"verzoekt de regering geen vergunningen meer te verlenen voor
uitvoer en doorvoer van wapens naar Saoedi-Arabië, zolang dit land
geen betekenisvolle structurele hervormingen doorvoert". Met deze
brief informeren wij u op welke wijze wij omgaan met de moties.

Het beleid
Het Nederlandse wapenexportbeleid gaat uit van de erkenning dat in
het belang van de internationale rechtsorde en de bevordering van
vrede en veiligheid grenzen moeten worden gesteld aan de
exportactiviteiten van de defensie gerelateerde industrie. Het EU
Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport dd. 8 december 2008,
waarbinnen deze doelstelling is uitgewerkt, vormt het raamwerk voor
het Nederlandse wapenexportbeleid. In het Gemeenschappelijk
Standpunt worden acht criteria gedefinieerd die als kader dienen
voor de toetsing van alle aanvragen. Elke aanvraag voor uitvoer of
doorvoer van militaire goederen wordt per geval uitvoerig aan deze
criteria getoetst met inachtneming van de aard van het goed, de
eindbestemming en de eindgebruiker. Volledige wapenembargo´s voor
specifieke landen worden uitsluitend ingesteld op basis van
internationale afspraken.

Ten aanzien van de twee aangenomen moties zijn criteria 2 en 3 van
het EU Gemeenschappelijk Standpunt van bijzonder belang. Criterium 2
van het Standpunt gaat in op de eerbiediging van de rechten van de
mens en het internationaal humanitair recht door het land van
eindbestemming. Bij het toetsen aan dit criterium wordt onderzocht
of er een risico bestaat dat de uit te voeren goederen gebruikt
zullen worden voor binnenlandse onderdrukking en/of ernstige
schendingen van de mensenrechten, dan wel schending van
internationaal humanitair recht. Indien dit het geval is, wordt geen
exportvergunning afgegeven. Criterium drie toetst op interne
spanningen en gewapende conflicten in het land van eindbestemming.
Bij de toetsing aan deze criteria wordt tevens gekeken naar het
politieke systeem en de aard van het regime in het land van
eindbestemming. Indien er sprake is van een ondemocratisch en
repressief regime, dan wordt dat meegewogen in de toetsing. In alle
gevallen waar geen sprake is van een wapenembargo wordt gekeken naar
de aard van het goed, de eindgebruiker en het eindgebruik en wordt
bezien of de goederen door de specifieke eindgebruiker kunnen worden
ingezet bij conflicten in het land van eindbestemming.

De moties
De regering is van mening dat beide moties voorbij gaan aan de
essentie van het Gemeenschappelijk Standpunt dat in EU-verband is
overeengekomen, in de zin dat het Standpunt uitgaat van individuele
toetsing van transacties aan de acht criteria. Daarom heeft de
staatssecretaris van ELI bij het ontraden van de moties aangegeven
dat de strekking van de moties "te generiek" was. Het
Gemeenschappelijk Standpunt schrijft voor dat een verband wordt
gelegd tussen de goederen en geconstateerde vormen van repressie of
mensenrechtenschendingen. De regering gaat reeds verder dan het
Standpunt door bij de toetsing niet alleen te kijken naar de relatie
tussen de goederen en geconstateerde mensenrechtenschendingen, maar
ook tussen de goederen en mogelijke toekomstige schendingen of
vormen van repressie. Dat is een aanscherping van het beleid,
waaraan de regering zich heeft gecommitteerd. En het is een
aanscherping die de noodzaak respecteert om bij de individuele
toetsing van wapenexportaanvragen het verband te leggen tussen de
goederen en de situatie in het land van eindbestemming.

In het geval van Saoedi-Arabië heeft de regering in maart jl., naar
aanleiding van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en Noord-
Afrika besloten om de vergunningaanvragen voor uitvoer van militaire
goederen naar Saoedi-Arabië aan te houden. De regering wenst de
mogelijkheid te behouden om aanvragen weer te gaan toetsen aan het
Gemeenschappelijk Standpunt, zoals in deze brief wordt omschreven.

De regering merkt op dat de moties van de leden Van Dijk en El
Fassed neerkomen op de facto wapenembargo´s. Nederland heeft in het
verleden nooit eigenstandige wapenembargo´s ingesteld tegen derde
landen. Een wapenembargo is slechts effectief wanneer het
internationaal is afgestemd en internationaal wordt geïmplementeerd.
Een politieke uitspraak zoals neergelegd in de moties El Fassed en
Van Dijk kan niet dienen als een zelfstandige juridische
afwijzingsgrond voor vergunningen met voldoende juridische
draagkracht. Een afwijzing dient onderbouwd te kunnen worden op
grond van een analyse van de acht criteria in relatie tot het te
exporteren goed, de eindgebruiker en het beoogde eindgebruik.

De minister van Buitenlandse Zaken,
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw  Innovatie,
Dr. U. Rosenthal
Dr. H Bleker

 
 
terug/back | de vredessite / midden-oosten 2011 |