Armeens kerstmis in Bethlehem
Sonja van Wier, 21 januari 2005
De Armeense kerk viert half januari kerstmis. Daarom was Bethlehem dinsdag opnieuw op authentieke wijze in kerststemming. Nog net niet helemaal omsloten door de acht meter hoge muur, maar bijna wel geheel afgesloten van de rest van de wereld door roadblocks en checkpoints, staan enkele Palestijnse politiemannen met een drietal paarden opgewekt klaar om het hoofd van de Armeense kerk een passende ontvangst te bieden..
Om de feeststemming te verhogen had het Israelische leger de avond tevoren vijftig Palestijnse mannen ( zo tussen de achttien en de dertig) bij thuiskomst van hun werk de identiteitsbewijzen afgepakt. Maar die namen dat niet en bleven bij het checkpoint staan, stookten een vuurtje om de handen te warmen en kondigden aan dat ze bleven tot ze hun kaarten terugkregen. Begrijpelijk, want zonder papier zouden ze geen kant meer opkunnen en nog vogelvrij zijn ook. Dinsdagmorgen staan ze er niet meer. Onderweg is ook ons busje aangehouden en naar 's lands eer worden alleen de mannen gecontroleerd. Een doofstomme Palestijn gebaart de soldaat waarom hij hem geen antwoord geeft. De soldaat gaat door met vragen, steeds er een cigaret bij op. Misschien voelt hij zich op die manier vet zeker of iets in die geest. Ons geeft het niet direct een sympatieke indruk. Donkere zonnebril op de neus. Geen ogen te zien. Soldaat gaat naar legerauto vol controle-apparatuur. Nu steeks de Palestijn een cigaret op, maar de bus is niet roken en hij wordt onmiddellijk naar de frisse buitenlucht verwezen. Daar begint hij op zijn mobieltje sms-jes te versturen. Het lijkt ons een zegen dat hij in nood tenminste mensen waarschuwen kan. Na een minuut of vijf, komt een wat vriendelijker voldaat met de identiteitsbewijzen terug. Doorrijden maar. Wij vinden op enige afstand van het checkpoint een Palestijn die ons met zijn auto naar Vader Louis zal brengen, de Franciscaan die hier is gaan wonen nadat hij bij United Civilians for Peace waarnemer was geweest in Gaza. "Pere Louis?" vraagt hij. " Jazeker", antwoordt Janny Beekman. Hij herkent haar onmiddellijk en zij hem nu ook. Vier jaar geleden was hij nog niet de stevige man van nu, maar - zo blijkt - het lastige verkopertje dat haar spullen wilden verkopen. Zo'n knulletje dat je kilometers lang achtervolgt met zijn schaapjes van wol en een arm vol sieraden. Die steeds weer opduikt als je denkt dat je hem gelost hebt. Janny en Mohammed herinneren zich de situatie volledig. Maar dat het een band schept wordt nu ook duidelijk, want hij sleept ons die dag met zijn auto overal heen. Hij laat een Palestijns huis zien, waarvan de bewoner zich niet laat wegjagen door de Israeli.. Het is door hekwerk omgeven. Mohammed zegt dat de mensen kansloos zijn, omdat het leger 's nachts zoveel herrie zal gaan maken dat de ze geen leven meer hebben. Uit het huis komt een bal rollen. Er komt geen kind achteraan rennen. De bal kiest zijn weg naar beneden.
's Middags bezoeken we vrienden van Louis Bohte, een Palestijnse familie in vluchtelingenkamp Deheisje. Vader, moeder en negen kinderen. Vierkamerwoning. Moeder en kinderen zitten schaterend bijeen, blij verenigd rond de lage tafel waarop een pleborstel in bijpassende houder prijkt. Het is niet zomaar een schoonmaakartikel vertelt zoonlief. Moeder heeft hem in Hebron gekocht. Dat is vijf checkpoints ver. En dan vind je zoiets, dat is toch bijna een wonder. Hij keert de pleborstel om. "Moet je zien.." Overal in de steel dwarrelen bloemetjes naar beneden, net zoals bij pressepapiers met kerstmannetjes en sneeuw die je omkeert. De zoon des huizes legt uit dat de familie niet altijd eendrachtig om de pleborstel geschaard zit. Dit is echt een uitzondering. Zo verloopt de kennismaking in grote hilariteit. Dan vertelt hij zijn verhaal. Over de curfew van een paar jaar geleden. Vier weken zonder water, niet om je te wassen, niet om eten te koken. Alles stonk. Controles. Arrestaties. Gelukkig waren de muren van hun huis niet stukgeslagen (zoala indertijd in Jenin is gebeurd om doorgangen te maken) Het lukt hem om naar Engeland te mogen. Overal weer hindernissen. Het ergste vond hij dat bij een controle een Engelse vrouwelijke ambtenaar hem zo vriendelijk toelachtte, maar dat ze, toen ze las dat hij Palestijn was, veranderde als een blad aan een boom om hem vervolgens anderhalf uur lang maar mateloos vragen te stellen. Tot er ten slotte een hoger geplaatste ambtenaar kwam, die hem van haar verloste en zijn ekskuses maakte over haar optreden. Vernedering is de kern van de bezetting. Aan moeder vraag ik hoe het mogelijk is dat ze zo laveloos kunnen lachen. Ze antwoordt dat ze in haar lachen haar tranen verpakt. Lachen en huilen zijn bij haar een. Als wij bij de grens afscheid nemen van onze chauffeur Mohammed verkoopt hij ons nog eventjes wat schaapjes, armbandjes een ander zilverwerk. Dat is bitter nodig. En wij doen het met grote vreugde. En wij gaan als vrienden uiteen.