menu
spacer
 
| de vredessite / nieuws 2009 |
 
 
 

Boekbespreking 'De oorlog van 3 biljoen dollar'

 
Door Kees Kalkman
 
Bron: VredesMagazine 2009/4
 
De oorlog in Irak is Amerika's duurste strijd sinds de Tweede Wereldoorlog. Stiglitz en Bilmes laten zien hoe de financiële, economische en sociale gevolgen van de Amerikaanse betrokkenheid in Irak begrepen moeten worden. Nog belangrijker zijn hun adviezen die verbetering beloven.
 
Onlangs heeft de regering Obama de verwachting uitgesproken dat het federale begrotingstekort de komende tien jaar met twee biljoen dollar meer zal oplopen dan tot nu toe verwacht. Een biljoen (Amerikaans: trillion) is 1000 miljard. De nieuwe prognose gaat voor de periode 2010-2019 uit van een duizelingwekkend cumulatief begrotingstekort van 9 biljoen dollar, in plaats van de 7 biljoen die tot nu toe werd verwacht.
 
De tegenvaller werd geweten aan de verslechterde economische situatie in de Verenigde Staten. Een belangrijke bijdrage tot de tekorten wordt echter gevormd door de gigantische kosten van de door president George W. Bush gevoerde oorlogen, oorlogen die nog steeds voortwoeden. Het ontwrichtende effect daarvan op de Amerikaanse economie zal pas in de toekomst duidelijk worden.
 
Gruwelijke vergissing
 
In het boek De oorlog van 3 biljoen dollar (2008) proberen de economen Joseph Stiglitz en Linda Bilmes te becijferen hoeveel de oorlog in Irak en die in Afghanistan gaan kosten. Op het moment dat het boek geschreven werd waren de Amerikanen vijf jaar in Irak, een periode langer dan de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog (drie jaar en acht maanden), de Eerste Wereldoorlog (twee jaar en twee maanden), de oorlog in Korea (drie jaar en een maand) en de Amerikaanse burgeroorlog (vier jaar).
 
Stiglitz, een Nobelprijswinnaar voor de economie, en Harvard-professor Bilmes zien de oorlog in Irak als 'een gruwelijke vergissing' en constateren dat er 'in die vijf jaar weinig vooruitgang [is] geboekt.' De conclusie uit hun berekeningen, waarin ze verschillende scenario's toepassen - het gunstige scenario van volledige terugtrekking vóór 2012 en het realistische scenario - is dat alleen al de kosten van de directe militaire operaties die van de twaalf jaar durende oorlog in Vietnam overstijgen en meer dan het dubbele zijn van de kosten van de Koreaanse oorlog.
 
De enig duurdere oorlog in de Amerikaanse geschiedenis was de Tweede Wereldoorlog. Maar in die oorlog vochten '16,3 miljoen Amerikaanse soldaten mee in een veldtocht die vier jaar duurde en in totaal - in dollars van 2007 dollars met inflatiecorrectie - rond de 5 biljoen dollar kostte.'
 
In de Tweede Wereldoorlog werd vrijwel het hele Amerikaanse leger ingezet. Ter vergelijking: tot 2008 waren in totaal meer dan 1,6 miljoen VS-militairen ingezet in Irak. Een interessant 'detail' is dat in de Tweede Wereldoorlog een ingezette soldaat minder dan 100.000 dollar (van 2007) kostte, terwijl dat bedrag in de Irak-oorlog is opgelopen tot 400.000 dollar.
 
Geleende oorlog
 
Een belangrijk verschil met eerdere oorlogen is dat om de Irak-oorlog te bekostigen de belastingen niet zijn verhoogd, voor de rijken zijn de belastingen zelfs verlaagd. De oorlog is 'in zekere zin volledig gefinancierd door middel van leningen.' Stiglitz en Bilmes stellen dat deze financiering van de oorlog via een begrotingstekort 'de illusie [geeft] dat de economische wetten kunnen worden herroepen, dat we zowel kanonnen als boter kunnen hebben.'
 
Voorafgaand aan de oorlog met Irak is er gesproken over de kosten die te verwachten waren. De voorspellingen liepen van 200 miljard dollar, volgens Larry Lindsey, de economische adviseur van Bush, via 50 miljard, volgens minister van defensie Donald Rumsfeld en Mitch Daniels, de directeur van het begrotingsbureau, tot nul, volgens staatssecretaris Paul Wolfowitz die dacht dat de oorlog helemaal kon worden gefinancierd met de opbrengsten van de Iraakse olievoorraden.
 
Wijdverbreid was ook de opvatting dat andere landen in ruime mate zouden bijdragen aan de wederopbouw. Er kon worden verwezen naar de ervaring met de Golfoorlog van 1991 toen bondgenoten als Japan, Duitsland, Saoedi-Arabië en uiteraard Koeweit diep in de geldbuidel tastten zodat het net leek alsof de oorlog voor de VS bijna gratis was.
 
Zonder enige verdere berekening stellen Stiglitz en Bilmes vast dat de oorlogskosten schromelijk zijn onderschat. Op het moment dat hun boek uitkwam had het congres in totaal al 845 miljard dollar toegewezen voor militaire operaties, wederopbouw, bouw en beveiliging van VS-bases en hulpprogramma's in Irak en Afghanistan (waarvan driekwart voor Irak).
 
De maandelijkse lopende kosten van de oorlog in Irak werden in 2008 geraamd op meer dan 12,5 miljard dollar per maand (in 2003 was dat 4,4 miljard) en met Afghanistan erbij op 16 miljard dollar per maand. Daarbij zijn niet inbegrepen de 500 miljard dollar per jaar aan reguliere uitgaven van het ministerie van Defensie, de uitgaven van de inlichtingendiensten en van andere departementen.
 
De militaire kosten van door de VS gevoerde oorlogen (in dollars van 2008)
 
1775-1783 Amerikaanse revolutie: 1825 miljoen
1846-1849 Mexicaanse oorlog: 1801 miljoen
1861-1865 Amerikaanse burgeroorlog: 60443 miljoen
1898-1899 Spaans-Amerikaanse oorlog: 6848 miljoen
1917-1921 Eerste Wereldoorlog: 253 miljard
1941-1945 Tweede Wereldoorlog: 4114 miljard
1950-1953 Korea-oorlog: 320 miljard
1965-1975 Vietnam-oorlog: 686 miljard
1990-1991 Golfoorlog: 96 miljard
2003-?? Irak-oorlog: 648 miljard
2001-?? Afghanistan/GWOT: 171 miljard
2001- Totaal na 9/1 (Afghanistan, Irak, GWOT en binnenlandse veiligheid): 859 miljard
 
Cijfers zijn voornamelijk gebaseerd op gegevens van de Amerikaanse regering. GWOT = Global War On Terrorism.
 
Bron: Congressional Research Service, Costs of Major U.S. Wars, 24 juli 2009
 
Stijging defensiebegroting
 
Zo is het opvallend dat tussen 2002 en 2008 de reguliere defensiebegroting enorm is toegenomen, veel sneller dan de stijging in de afgelopen 40 jaar. Stiglitz en Bilmes schatten dat minstens een kwart van deze toename – meer dan 150 miljard dollar in vijf jaar – kan worden toegeschreven aan de oorlogen in Irak en Afghanistan.
 
De toegenomen kosten hebben nauwelijks te maken met het aantal soldaten. Zo is het aantal ingezette militairen vanaf 2004 toegenomen met 15 procent, maar bedraagt de kostenstijging in die periode 130 procent. Stiglitz en Bilmes zien daarvoor drie belangrijke oorzaken.
 
Ten eerste zijn de personeelskosten gestegen, doordat de uitgaven per militair zijn toegenomen. Niet alleen omdat rekruteringspremies, gevechtstoeslagen en allerlei bonussen allemaal flink zijn verhoogd (een bonus kan oplopen tot 150.000 dollar), maar ook omdat voor allerlei activiteiten steeds meer gebruik wordt gemaakt van particuliere contractanten, waarvan er in 2006 al 100.000 in dienst waren. Die huurlingen van bedrijven als Blackwater en Dyncorp kunnen tot 445.000 dollar per jaar verdienen. Ter vergelijking: een sergeant van de landmacht verdient tussen de 51.000 en 69.350 dollar per jaar.
 
Een tweede oorzaak voor de uit de hand gelopen kosten zijn de stijgende brandstofprijzen. Toen de oorlog begon was de prijs van een vat olie 25 dollar, in 2008 was dat bijna 100 dollar. Bovendien moet de olie zonder welke de Amerikaanse oorlogsmachine niet voort kan, worden aangevoerd via lange en gevaarlijke en dus extra kostbare aanvoerlijnen.
 
De derde reden is de groeiende noodzaak voor steeds weer nieuwe uitrusting en wapens, niet alleen voor vervanging door de snelle slijtage en omdat de voorraden opraken, maar ook omdat de bestaande uitrusting tekortschiet. Zo moesten nieuwe speciale pantserwagens worden aangeschaft die betere bescherming bieden tegen bermbommen en hinderlagen. Ook is sinds 2004 al meer dan 30 miljard uitgegeven aan het opleiden van Iraakse en Afghaanse strijdkrachten, een kostenpost die bij de oorspronkelijke planning helemaal niet was opgenomen.
 
Verborgen kosten
 
Voor Stiglitz en Bilmes is dit pas het begin van het verhaal. Ze wijzen op de verborgen kosten die het Pentagon niet meerekent zoals die van de zieke, gewonde en dode soldaten die niet rechtstreeks het gevolg zijn van gevechtshandelingen en de manier waarop de Amerikaanse overheid zich baseert op de dagelijkse kasuitgaven, waarbij toekomstige uitgaven zoals die van de medische zorg en invaliditeitsuitkeringen voor veteranen op lange termijn buiten beschouwing blijven. 'Het verschil tussen onze rekening en de officiële rekening wordt voor een groot deel bepaald doordat wij deze toekomstige (…) verplichtingen erbij betrekken.'
 
Daarbij moet worden bedacht dat door de betere medische voorzieningen op het slagveld, in de huidige oorlogen het aantal gewonde soldaten dat overleeft veel groter is dan vroeger. Zo was in de Tweede Wereldoorlog het aantal gewonden 1,6 per gesneuvelde. Maar in Irak en Afghanistan is de verhouding meer dan 7 gewonden voor elk dode.
 
Het meerekenen van de kosten voor de invalide veteranen tot in lengte van dagen is een belangrijke vernieuwing die de beide auteurs bij hun calculatie van de kosten van de oorlog invoeren. Het gaat om aanzienlijke bedragen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het patroon van de invaliditeitsclaims van de veteranen ongeveer dat van de Golfoorlog van 1991 zal volgen. Dat wil zeggen dat 45 procent uiteindelijk een uitkering wegens een bepaalde mate van invaliditeit aanvraagt en dat 88 procent van de aanvragen geheel of gedeeltelijk wordt gehonoreerd.
 
In het meest gunstige scenario van Stiglitz en Bilmes leiden deze veronderstellingen ertoe dat de lange termijnkosten van gezondheidszorg en uitkeringen voor de veteranen 398 miljard dollar zullen bedragen. En in het gematigd realistische scenario (als de oorlog tot 2017 doorgaat) komt dat neer op 683 miljard dollar.
 
Een hoofdstuk apart is de rente die betaald moet worden, omdat de oorlog niet uit belastinginkomsten is gefinancierd. De belastingen zijn vooral voor de hogere inkomens juist verlaagd. In het gematigd realistische scenario zullen de rentebetalingen alleen al tot 2017 één biljoen dollar bedragen.
 
Het boek 'verkondigt een eenvoudige boodschap, een boodschap die keer op keer moet worden herhaald: dingen die gratis lijken zijn dat juist vaak niet en dat geldt ook voor oorlogen.' De berekeningen leiden tot het resultaat dat in de optimistische variant de volledige kosten voor twee oorlogen in Irak en Afghanistan inclusief rente tezamen 2,3 biljoen dollar bedragen en in de gematigd realistische variant 3,5 biljoen. Daarbij is de verhouding tussen de kosten van de Afghanistan-oorlog en de Irak-oorlog ongeveer 1 op 3.
 
Economische gevolgen
 
Stiglitz en Bilmes wijden ook een hoofdstuk aan de gevolgen van de oorlogen voor de economie als geheel. Het is natuurlijk opvallend dat de olieprijzen direct na het begin van de Irak-oorlog begonnen te stijgen en – althans tot 2008 – hoe langer hoe hoger werden. Het ligt dus voor de hand hiertussen een verband te zien.
 
Een indicatie kan het gedrag op de termijnmarkten zijn, waar gehandeld wordt in toekomstige oliecontracten. Voor de oorlog begon gingen die termijnmarkten er vanuit dat de prijzen in de komende jaren ongeveer hetzelfde zouden blijven, tussen de 20 en 30 dollar. De markten werken volgens het principe van 'de gebruikelijke gang van zaken.'
 
De opvallendste uitzonderlijke gebeurtenis in de periode dat de prijzen begonnen te stijgen was de oorlog tegen Irak. Het is in 2003 en 2004 moeilijk een andere verstoring aan te wijzen die de prijsstijging zou kunnen verklaren. In 2005 komen de orkanen Katrina en Rita daar nog bij die een grote tijdelijke daling in de Amerikaanse olieproductie veroorzaakten. Als maar de helft van de prijsstijging voor olie in de post-Irakwereld over de periode waarover er termijnmarkten zijn (in het boek tot 2015) kan worden toegeschreven aan de oorlog, dan valt te berekenen dat alleen al de directe kosten daarvan voor de Amerikaanse economie ongeveer 1,6 biljoen dollar bedragen.
 
Een tweede verschijnsel sinds het begin van de oorlog zijn de sterk stijgende buitenlandse leningen van de VS. Zo leende Amerika in 2006 850 miljard dollar, gedeeltelijk omdat het een van de duurste oorlogen uit de geschiedenis aan het voeren was.
 
In het boek wordt hierover een interessante uitspraak aangehaald van David Walker, de thesaurier-generaal van de VS. Hij merkte op dat er 'opvallende overeenkomsten' zijn tussen de huidige situatie in Amerika en de factoren die het klassieke Rome ten val hebben gebracht, waaronder een 'overmoedig en overbelast leger in verre landen en onverantwoordelijk budgettair gedrag door de centrale overheid.' Omdat toch nog de helft van de leningen in het binnenland wordt gefinancierd leidt dit tot verdringing van particuliere investeringen, waarmee de economie verder werd verzwakt.
 
Onder meer om dit effect tegen te gaan voerde de Amerikaanse centrale bank een politiek van geldverruiming door de rentevoet minimaal te houden met de bekende gevolgen in de hypotheek- en kredietcrisis, waarvan de omvang toen het boek uitkwam nog niet duidelijk was. Maar Stiglitz en Bilmes constateren dat de lage rentepolitiek en de slappe normen voor leningen de nadelige gevolgen van de hoge olieprijzen, het begrotingstekort en de bodemloze put in Irak lange tijd aan het zicht hebben onttrokken. 'Amerika heeft van geleend geld en geleende tijd geleefd.'
 
Noodbegrotingen
 
In een recent artikel na het besluit tot terugtrekking uit Irak constateren Stiglitz en Bilmes opnieuw dat volgens hun berekeningen de VS nu al 1 biljoen dollar hebben uitgegeven aan militaire operaties in Irak en Afghanistan, dat de teller doorloopt en dat het vermoedelijk in de toekomst meer dan 2 biljoen dollar extra zal kosten om de oorlogsschulden terug te betalen, de militaire uitrusting aan te vullen en de veteranen te verzorgen en te behandelen.
 
'De uitgaven tijdens de oorlog hebben zonder twijfel een belangrijke bijdrage geleverd aan onze huidige economische ineenstorting. (...) Het is onmogelijk om drie biljoen uit te geven aan een roekeloze oorlog in het buitenland zonder de pijn thuis te voelen.' Ze zijn bang dat de fouten rond Irak herhaald worden in Afghanistan.
 
President Obama heeft onlangs weer een 'noodbegroting' van 80 miljard dollar ingediend om de operaties in Irak en Afghanistan te bekostigen. Het was voor de 30ste maal sinds 2001 dat extra uitgaven door het Congres werden gejaagd zonder fatsoenlijke controle.
 
De belangrijkste les van het Irak-debâcle zou in de ogen van Stiglitz en Bilmes juist moeten zijn dat van tevoren geld opzij wordt gezet voor veteranenzorg, fraude en profiteurs worden bestreden en de werkelijke kosten van de oorlog in de reguliere begroting worden opgenomen, zodat de Amerikaanse belastingbetaler kan zien hoeveel de oorlog gaat kosten.
 
Dit artikel is eveneens opgenomen in een dossier over de wereldcrisis dat onderdeel uitmaakt van Vredes Magazine.
 
titel: Oorlog van $3 biljoen (2008)
auteur: Joseph Stiglitz & Linda Bilmes
uitgeverij: het Spectrum
uitvoering: paperback
pagina's: 272
isbn: 90-274-7969-0
prijs: € 19.95

 
 
terug/back | de vredessite / nieuws 2009 |