Manifestatie 'Alle kernwapens de wereld uit, te beginnen uit Volkel', zondag 1 oktober 2000
Toespraak door Mr. N.M.P. Steijnen, advocaat en secretaris van de Vereniging Juristen voor de Vrede
Kernwapens en de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof
De kernwapenstaten hebben in de wereld de macht.
Zij hebben dus de macht aan hun kant.
Wij hebben alleen het recht aan onze kant.
Dat is meer dan alleen een schrale troost.
Alleen maar botte machtsuitoefening kent zijn grenzen.
Dat kan niet onbeperkt, want dat wordt niet zonder meer geaccepteerd. Niet door de bevolkingen van andere landen en niet door de eigen bevolking. Die vinden dat het recht voorop moet staan. Met die eis moeten dus de regeringen van de kernwapenstaten rekening houden. Wij zijn het onder anderen die ze die rekening voortdurend presenteren.Wij zijn het ook - en dan bedoel ik daarmee tientallen miljoenen mensen in de wereld - die er met niet aflatende acties voor hebben gezorgd dat het Internationaal Gerechtshof een uitspraak heeft gedaan over het recht met betrekking tot kernwapens. Die uitspraak heeft desastreus uitgepakt voor de bezitters van kernwapens. Het enige antwoord dat ze erop hebben, is het tegenover deze uitspraak in stelling brengen van macht, botte macht. Hoe? Door de uitspraak, het recht dus, gewoon zoveel mogelijk te negeren. En dus die uitspraak domweg niet na te leven.
Kunnen de bezitters van kernwapens dat zomaar doen?
In feite niet. Ze kunnen niet zomaar zeggen dat ze zich van die uitspraak, van het recht dus, niets aantrekken. En daar zie je dus weer de begrenzing van hun machtsuitoefening. Ze houden namelijk allemaal, stuk voor stuk, en democratisch of niet, de pretentie op zich te laten leiden door het recht, niet door macht. Daarom hebben ze een facade nodig om zich achter te verschuilen. Ze zeggen dan: natuurlijk zijn we bereid om het recht na te leven, en om de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over kernwapens te respecteren, maar die uitspraak laat best ruimte voor onze kernwapens. En dus kunnen we de kool en de geit sparen. Kunnen we aan kernwapens - de macht dus - vasthouden en tegelijk de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof - het recht dus - in acht nemen.Dat is ook het unanieme standpunt van de NAVO, van alle NAVO-landen, waaronder dus ook de Nederlandse regering en 90% van het parlement. De meeste Nederlandse parlementariers reageren zo, zonder ooit echt naar de uitspraak te hebben gekeken, omdat de Nederlandse regering zo reageert. En de Nederlandse regering reageert zo omdat Amerika zo reageert. Gedachtenloze hondentrouw aan de Verenigde Staten dus. Blindelings volgen van de politiek correcte groepsnorm, dat is hun pavlov-reactie.
Dat de macht hier niet het recht zou weerspiegelen, maar dat die twee hier diametraal tegenover elkaar zouden staan, gaat hun begripskader eigenlijk te buiten.
Het is onze taak, en enige kans, om de machthebbers dit duidelijk te maken. Dat recht en macht hier twee volkomen verschillende dingen zijn.
Dat de wereldbevolking in overgrote meerderheid van kernwapens af wil, wisten de machthebbers al, maar dat is voor hen niet voldoende. Dat die overgrote meerderheid ook nog het recht aan zijn kant heeft, maakt die druk voor hen wel erg groot. Daarom willen ze dit niet zien. En geven opzettelijk een verkeerde interpretatie aan de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof.
Mij is gevraagd om hier een toelichting te geven op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Ik interpreteer dat zo als: aan te geven waarom degenen die zeggen dat de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof geen absoluut verbod op kernwapens zou betekenen, liegen.
Het is natuurlijk cynisch, maar in een wereld waarin oorlog juridisch nou eenmaal - nog steeds - wordt geaccepteerd, zij het alleen nog maar als zelfverdediging en als het van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties mag, is het centrale rechtsbeginsel dit: de burgerbevolking moet altijd gevrijwaard blijven van aanvallen, alleen militairen en militaire objecten mogen doelwit zijn. Er moet dus een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen burgers en militairen. Aanvallen moeten dus, zoals dat heet, altijd onderscheidend zijn, d.w.z. onderscheid makend tussen burgers en militairen. Niet-onderscheidende aanvallen, d.w.z. aanvallen waarbij NIET het uiterste wordt gedaan om de burgerbevolking te sparen, zijn een oorlogsmisdrijf. Maar niet alleen niet-onderscheidende aanvallen zijn verboden, datzelfde geldt ook voor niet-onderscheidende wapens. Wapens waarvan vast staat dat ze niet zodanig kunnen worden gebruikt, dat bij dat gebruik een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen burgers en militairen zijn alleen al daarom verboden wapens.
Waar het nu bij het proces voor het Internationaal Gerechtshof vooral om ging was de vraag: kunnen kernwapens zodanig worden gebruikt dat daarbij het maken van onderscheid tussen burgers en militairen kan worden gegarandeerd? Kan dat niet, dan zullen kernwapens dus absoluut en zonder meer tot de verboden wapens moeten worden gerekend.
Natuurlijk kunnen ze dat niet, zeiden de tegenstanders van kernwapens in het proces voor het Internationaal Gerechtshof. Kijk maar naar de feiten, kernwapens vernietigen op grote schaal alles zonder onderscheid. Maar de kernwapenstaten beweerden doodleuk, en uit de losse pols, dat kernwapens wel degelijk zo kunnen worden gebruikt dat daarbij niet de burgerbevolking wordt getroffen. Een absurde bewering, waarvoor je natuurlijk hondsbrutaal moet zijn. Maar aan hondsbrutaliteit heeft de macht nooit gebrek gehad.
Vervolgens baarden dan die bergen van macht, de kernwapenstaten dus, een piepkleine muis. Want ze moesten natuurlijk wel met voorbeelden komen, waarin dat dan zogenaamd het geval zou kunnen zijn; dat kernwapens zouden kunnen worden ingezet zonder dat de burgerbevolking daarvan onvermijdelijk op grote schaal het slachtoffer zou kunnen worden. Met z'n allen - alle kernwapenstaten samen dus - wisten ze toen met geen andere voorbeelden te komen dan een eventueel gebruik van een klein kernwapen - let wel: een KLEIN kernwapen - in afgelegen woestijnen of op de hoge zee. Tegen een zich aldaar bevindend militair doel. Dus op een extreem afgelegen plek, en dan nog alleen een klein kernwapen. Van een groter kernwapen was duidelijk dat dit teveel straling zou verspreiden over de wereld en dus over de burgerbevolking, maar een kleintje, nou ja, dat zou dan - qua straling - nog net kunnen, zo beweerden de kernwapenstaten voor het Internationaal Gerechtshof.
De rechters van het Internationaal Gerechtshof waren daar niet kapot van, en vroegen de kernwapenstaten beleefd maar koeltjes of ze wellicht nog andere voorbeelden konden noemen. Maar daarop bleven de in het algemeen grote bekken van de kernwapenstaten angstvallig gesloten. Andere voorbeelden konden ze niet noemen.
Nou zijn er de afgelopen 50 jaar duizenden mogelijke doelen aangewezen geweest voor kernwapens in de kernwapen-strategieen van de kernwapenstaten - en zijn er nog steeds duizenden doelen aangewezen. Maar nou net niet ver van de bewoonde wereld in afgelegen woestijnen en ver weg op oceanen. Zodat hiermee van echt zinnige voorbeelden van een mogelijk kernwapengebruik, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen burgers en militairen geen sprake was.
Het Internationaal Gerechtshof kon daarop vervolgens niet anders dan, op grond van de verschrikkelijke gevolgen die het gebruik van kernwapens heeft, vaststellen dat in het algemeen kernwapens niet-onderscheidende wapens zijn. En dus als verboden wapens hebben te gelden. Dat wil zeggen: in alle gevallen waarin het niet gaat om de enige twee uitzonderingsmogelijkheden, die de kernwapenstaten wisten te noemen, het gebruik op de hoge zee en diep weg in de woestijn. Van een klein kernwapen. Het Hof zei van deze twee door de kernwapenstaten met moeite bedachte uitzonderingsmogelijkheden niet dat daar het gebruik van kernwapens wel zou mogen, maar dat het Hof niet in staat was daar een definitieve uitspraak over te doen.
Wat is dus de reikwijdte van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof?
De reikwijdte van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is dat kernwapens in het algemeen, in de zin van in alle gevallen waarin zij niet- onderscheidend zijn, zijn verboden. Geen macht ter wereld, ook de gezamenlijke kernwapenstaten niet, is in staat om andere voorbeelden van mogelijk onderscheidend kernwapengebruik te geven, dan een gebruik ver weg op extreem afgelegen plaatsen met een klein kernwapen. Zo'n gebruik is volstrekt theoretisch.
Het Hof heeft dus, zelf van zo'n, in feite irreeel, gebruik, niet gezegd dat het zou mogen, maar alleen dat het niet weet of het dan wel of niet zou mogen. Maar het Hof heeft ook daar zelfs nog een andere restrictie bij gemaakt en heeft in feite bepaald dat, als het al zou mogen, wat het Hof niet weet, het dan in elk geval alleen zou mogen ''als het voortbestaan van de aangevallen staat op het spel staat''. Want het Hof gaf zich er rekenschap van dat, zelfs zo'n ver verwijderd gebruik van een klein kernwapen, onvermijdelijk niettemin toch wel negatieve effecten zou hebben voor de burgerbevolking van de wereld, zoals de fall-out. Maar, zo redeneerde het Hof, als het gaat om zoiets belangrijks als het voortbestaan van een staat die op het spel staat, dan valt er wat voor te zeggen dat dat belang dan zou kunnen opwegen tegen het veroorzaken van zulke effecten. Nogmaals, het Hof zegt niet dat het gebruik van kleine kernwapens in afgelegen gebieden zou mogen, bij wijze van zelfverdediging, als het voortbestaan van een staat op het spel staat. Het Hof zegt alleen dat het daarover geen uitspraak kan doen. Geen wonder dat de President van het Hof nog eens uitdrukkelijk in een toelichting op de uitspraak stelt, dat niets in de uitspraak zo kan worden geinterpreteerd als dat het de deur voor het gebruik van kernwapens op een kier zou zetten.Waar wij hier mee te maken hebben - en niet alleen wij hier in het Westen, maar de anti-kernwapenactivisten overal ter wereld p is een eventueel gebruik van kernwapens zoals dat is voorzien in de strategieen van de kernwapenlanden. Het gaat dan onvermijdelijk en strijk en zet om het gebruik van kernwapens in bevolkte gebieden. En het is nu precies daarover, dat gebruik in het algemeen, dat het Internationaal Gerechtshof heeft bepaald dat zo'n gebruik daar verboden is.
De enige vraag die echt relevant is aan degenen die zeggen dat bijvoorbeeld de Nederlandse kernwapens zouden mogen, is: 'Kunt u een voorbeeld geven hoe het mogelijk zou zijn om de in Nederland gestationeerde kernwapens eventueel te gebruiken zonder de burgerbevolking te treffen?' En iedereen zal dan moeten beamen 'Dat gaat niet'. En daarmee staat dan vast dat de Nederlandse kernwapens vallen onder het 'verbod in het algemeen' dat het Internationaal Gerechtshof heeft vastgesteld. Datzelfde geldt voor elk kernwapengebruik elders in de wereld, gelet op wat bekend is van mogelijke doelen. Woestijnen en hartje oceanen zitten daar niet bij.
Juridische motieven
Op 8 juli 1996 oordeelde het hoogste juridische orgaan ter wereld, het Internationaal Gerechtshof van Den Haag, op de vraag van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, dat dreigen met of gebruik van kernwapens in het algemeen onverenigbaar is met de geldende internationale rechtsregels, zoals die onder andere geformuleerd worden in het oorlogsrecht en het humanitair recht. Het Hof baseerde zijn opinie onder andere op de volgende feiten:
- De specifieke aard van een atoomwapen maakt dat zelfs een kleine kernbom vele malen de effecten van andere massavernietigingswapens overtreft. Een kernexplosie veroorzaakt een immense drukgolf, een verschroeiende hittegolf en radioactieve besmetting. Daarbij is het onmogelijk om enig onderscheid te maken tussen burgers en militairen, zoals het oorlogsrecht en het humanitair recht voorschrijven. Het Hof erkende ook dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van kernwapens het internationale milieurecht van toepassing is op en onverenigbaar is met het gebruik van nucleaire massavernietigingswapens.
- De effecten van kernwapens kunnen noch in de ruimte, noch in de tijd begrensd worden. De radioactieve wolk stopt niet aan de grens van een niet in het conflict betrokken land. Toekomstige generaties, die lang na het beeindigen van het conflict geboren worden, zullen nog steeds schade ondervinden van de kernexplosies. Daardoor wordt het in het oorlogsrecht verankerde neutraliteitsprincipe met voeten getreden.
Op aandringen van de advocaten van sommige officiele kernmachten erkende het Internationaal Gerechtshof dat zelfverdediging eveneens een universeel recht is. Het voegde er aan toe dat ook in geval van zelfverdediging de geldende principes van het oorlogsrecht en het humanitair recht van kracht blijven. Vermits de kernmachten, op expliciet verzoek van het Hof, geen voorbeelden konden aandragen van kernwapengebruik in een zelfverdedigingsssituatie waarbij de principes van het oorlogsrecht en het humanitair recht niet geschonden zouden worden, oordeelde het Hof dat het geen definitief oordeel kon vellen over de vraag of in een extreem geval van zelfverdediging, waarbij het overleven van een staat op het spel zou staan, dreigen met of gebruik van kernwapens al dan niet rechtmatig is.
De voorzitter van het Internationaal Gerechtshof benadrukte in een officiele verklaring betreffende deze paragraaf, dat deze in geen enkel opzicht zo uitgelegd mag worden alsof het Hof de deur voor het wettelijk dreigen met of gebruik van atoomwapens op een kier laat. Ten slotte oordeelden de rechters van het Internationaal Gerechtshof dat Artikel VI van het - ook door Belgie ondertekende - Verdrag Tegen de Verspreiding van Kernwapens (Non-Proliferatieverdrag, NPV) alle landen de expliciete verplichting oplegt om op korte termijn en onder internationale controle alle atoomwapens weg te onderhandelen. Dergelijke onderhandelingen hebben tot nog toe nog niet plaatsgevonden. De uitspraak van het Hof van Den Haag impliceert dat alle landen die momenteel niet betrokken zijn bij dergelijke onderhandelingen, hun internationale verplichtingen niet nakomen.
Motieven inzake de legitieme bevoegdheid van het Vlaams Parlement inzake de opslag van illegale nucleaire massavernietigingswapens in Vlaanderen
De indieners van deze resolutie zijn zich terdege bewust van het feit dat de Vlaamse regering geen beslissingsbevoegdheid heeft inzake het militaire defensiebeleid van Belgie en de opslag van atoomwapens in Vlaanderen. Ze onderschrijven ook het principe om in het Vlaams Parlement geen onderwerpen te behandelen die niet tot zijn bevoegdheid behoren. Desalniettemin zijn zij ervan overtuigd dat het Vlaams Parlement een morele en legitieme verantwoordelijkheid draagt, die ertoe noopt om inzake de opslag van atoomwapens in Vlaanderen een dringend verzoek in te dienen bij de bevoegde federale autoriteiten.
De basis voor deze resolutie ligt vervat in de Neurenberg-principes - voortvloeiende uit het Neurenbergtribunaal en het Tokiotribunaal - op 12 december 1950 door de Verenigde Naties verheven tot internationale wet. Volgens die principes zijn alle burgers verplicht om oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid aan te klagen en te voorkomen. Zo besloot het Tokiotribunaal:
''Iedereen die weet heeft van illegale activiteiten en de mogelijkheid heeft om hiertegen op te komen is, volgens de internationale rechtsregels een potentiele misdadiger tenzij die persoon maatregelen neemt om de misdaad te voorkomen.''
Het hoogste juridische orgaan ter wereld, het Internationaal Gerechtshof van Den Haag, oordeelde in 1996 in alle duidelijkheid dat dreigen met of gebruik van atoomwapens in het algemeen strijdig is met het internationaal oorlogsrecht en het humanitair recht.
Principe I van de Neurenbergwet uit 1950 bepaalt dat iedereen die een bijdrage levert aan het begaan van een daad die onverenigbaar is met het internationaal recht, daarvoor verantwoordelijk en strafbaar is.
Principe II bepaalt dat, indien een nationale wet een dergelijke daad mogelijk maakt, dat op geen enkele wijze de burgers ontslaat van hun verplichting onder het internationaal recht.
Met andere woorden: het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering kunnen en mogen zich niet verbergen achter wetten van de federale overheid om de opslag van illegale nucleaire massavernietigingswapens in Vlaanderen mogelijk te maken. Zowel maakt de Vlaamse overheid zich medeschuldig aan betrokkenheid in het begaan van een misdaad tegen de vrede, een oorlogsmisdaad en een misdaad tegen de menselijkheid, zoals gedefinieerd in Principe VI van de Internationale Neurenbergwet.''