Pleitnotitie Mr. N.M.P. Steijnen
P O L I T I E R E C H T E R D E N B O S C H
Pleitnotities van mr. N.M.P. Steijnen
in de zaken van 13 vredesaktivistente behandelen ter zitting van 7 maart 2001 om 9.00 uur
1. beroep op het internationale recht - standpunt van het OM
Zoals ook uit de stukken blijkt, rechtvaardigen al mijn clienten de hier ten laste gelegde daden, voor zover bewezen, met een uitdrukkelijke verwijzing naar het internationale recht.
Hun stelling is dat de schending van het internationale recht die de Staat pleegt - en ook nog verder dreigt te plegen door met kernwapens te dreigen en deze eventueel ook daadwerkelijk te gebruiken - zo ernstig is dat dit 'het kleinere kwaad', door mijn clienten begaan, ruimschoots legitimeert naar geldend positief recht.
In dit verband is de verdediging de positie van het OM onduidelijk. Op welk standpunt stelt het OM zich nu eigenlijk ?
Stelt het OM zich nu op het standpunt dat als de 'Nederlandse' kernwapens daadwerkelijk zouden worden ingezet, dat dan de grenzen van het humanitair oorlogsrecht zullen worden overschreden ?
Of stelt het OM zich op het standpunt dat als de ''Nederlandse' kernwapens daadwerkelijk zulen worden gebruikt, dan bij dit gebruik de grenzen van het humanitair recht niet zullen worden overschreden en gerespecteerd zullen blijven worden ?
De verdediging neemt aan dat het OM ermee instemt dat als bij de inzet van de 'Nederlandse' kernwapens het humanitiar recht zal worden geschonden, er alles - en dan ook lettelijk alles - aangedaan moet worden om zo'n schending - we hebben het dan over zeer ernstige oorlogsmisdrijven - te voorkomen. En dat het 'kleinere kwaad' van onze clienten, dat erop gericht is om dit te voorkomen, dan in dit licht moet worden gezien.Maar als het OM daarentegen als impliciete vooronderstelling hanteert dat bij een eventueel gebruik van de 'Nederlandse' kernwapens het humanitaire recht niet zal worden geschonden, dan is het beroep dat onze clienten doen op een alsdan te verwachten schending van het humanitair recht - het te verwachten plegen van oorlogsmisdrijven dus -, teneinde hun daden te rechtvaardigen, in de ogen van het OM daarmee niet alleen irrelevant, maar ook nog eens bepaald onjuist.
Met andere woorden: dit beroep als rechtvaardigingsgrond slaat dan nergens op, want er dreigt in de opinie van het OM dan helemaal geen schending van het humanitair recht, ook niet als die 'Nederlandse' kernwapens daadwerkelijk zouden worden ingezet.
2. Helderheid over het standpunt van het OM onmisbaar
Zowel voor de strafwaardigheid van de hier ten laste gelegde feiten, voor zover bewezen, als voor de zwaarte van de te eisen straffen, de strafmaat, is het dus van groot belang om volstrekte helderheid te hebben over de positie die het OM hier innneemt.
Dat geldt dan niet alleen voor de factoren strafwaardigheid en strafmaat, maar ook is hierbij een cruciaal belang van de verdediging in het geding. Zolang het OM hierover geen duidelijkheid verschaft, is het voor de verdediging immers een slag in de lucht, waarop zij zich nu feitelijk heeft te richten.
Met andere woorden: moet de verdediging zich nu richten op een verdenking door het OM van strafbare feiten, die ook volgens het OM gezien moeten worden als 'gepleegd kwaad' tegen een achtergrond van dreiging van ernstige oorlogsmisdrijven als inzet van de betrokken 'Nederlandse' kernwapens daadwerkelijk zal worden geimplementeerd ? Of moet de verdediging zich nu feitelijk instellen op een verdenking door het OM van het plegen van strafbare feiten, waarbij de rechtvaardiging die verdachten daaraan plegen te geven, en wel dat mijn clienten dit doen om een groter kwaad te vermijden - namelijk het voorbereiden en eventueel plegen van zeer ernstige oorlogsmisdrijven indien die 'Nederlandse' kernwapens daadwerkelijk worden gebruikt -, in de ogen van het OM werkelijk nergens op slaat; dit omdat er in de ogen van het OM helemaal geen sprake van is dat oorlogsmisdaden zullen worden begaan door de Staat als die 'Nederlandse' kernwapens daadwerkelijk zullen worden gebruikt ?
Voor de koers van de verdediging is het dus absoluut noodzakelijk om te weten welke positie het OM op dit punt nu feitelijk inneemt. En ook voor de strafwaardigheid en de strafmaat is deze wetenschap onmisbaar.Ik wil dan ook de politierechter vragen mij toestemming verlenen om de OvJ te vragen zijn/haar standpunt terzake aan te geven.
Slaat de drijfveer van al deze verdachten om de hier telastegelegde feiten te begaan in de opinie van het OM nu echt nergens op, omdat nimmer oorlogsmisdaden van de Staat dreigen, ook niet als de 'Nederlandse' kernwapens daadwerkelijk zouden worden ingezet? Of deelt het OM de opvatting van onze clienten dat als die 'Nederlandse' kernwapens daadwerkelijk zouden worden gebruikt, daarmee sprake zou zijn van een onvoorstelbare schending van het humanitaire recht, maar gaat het OM niettemin, ook in het licht van dit perspectief, hier toch over tot vervolging ?
Om te weten waar we het hier nu eigenlijk over hebben en om te voorkomen dat verdachten en OM hier volstrekt langs elkaar heen blijven praten, wellicht van vanuit geheel tegengestelde veronderstellingen, is het nodig dat het OM hierover in elk geval boter bij de vis geeft. Met ander woorden: welke van deze twee veronderstellingen vormen de achtergrond bij deze vervolging van onze clienten ? Vandaar deze vraag aan de OvJ.
[De OvJ geeft, ondanks herhaald aandringen, te kennen daar niet op in te gaan. Het pleidooi wordt dan vervolgt met:]
Dit wordt dit door de verdediging volstrekt van de hand gewezen. De verdediging heeft het recht om te weten of het OM clienten beschouwt als verdachten die zonder enige feitelijke of juridische grond zich erop beroepen dat als de Staat die kernwapens daadwerkelijk zou gebruiken, de Staat daarmee zeer ernstige oorlogsmisdrijven zou begaan, dan wel dat het OM de onderhavige vervolging van de onze clienten doorzet, alhoewel het OM het met haar eens is dat als die kernwapens daadwerkelijk zouden worden gebruikt, de Staat daarmee het humanitaire recht ernstig zou schenden.
Dat moet immers in de strafwaardigheid, en daarmee ten minste in de eis verschil uitmaken. Want ook het OM zal immers moeten erkennen dat als de inzet van de 'Nederlandse' kernwapens tot ernstige oorlogsmisdrijven zou leiden, zoals clienten stellen, zij ver, heel ver zouden mogen gaan om dit te voorkomen. Eventueel zelfs, zoals in leerstukken van nationaal recht aangegeven, tot het plegen van strafbare feiten toe.
Als dit noodzakelijk en onvermijdelijk is om die dreigende gigantische schending van recht te voorkomen.
Mede in het licht hiervan zijn de door de OvJ gevorderde eisen volstrekt absurd. Ze zijn obsessief en volkomen buitensporig. Blijkbaar wil het OM een heksenjacht op de burgerinspecteurs. Of dit van hogerhand is ingegeven of uit heilige verontwaardiging van de OvJ zelf voortvloeit, is onduidelijk. Maar in elk geval zijn de eisen schandalig. We kenden van de Staat al de 'nucleaire afschrikking', maar kennelijk heeft het OM besloten daar nog een nieuwe vorm van afschrikking aan toe te voegen, de 'afschrikking van burgerinspecteurs'.
Er is hier sprake van een hoog gehalte Orwell en Kafka: de Staat maakt zich schuldig aan voorbereidingen tot oorlogsmisdrijven, maar springt bovendien degenen in de nek die ingevolge de Neurenberg-principes hun rechtsplicht vervullen in een poging om hier een dam tegen op te werpen.
We zien hier werkelijk een 'umwertung aller werten'. Het OM, als vertegenwoordiger van de Staat, vertoont hier de schaamteloze brutaliteit die je vaak ziet bij de harde misdaad. Omdat de burgerinspecteurs de Omerta, de zwijgplicht proberen te doorbreken die de Staat omtrent de kernwapens in Nederland heeft opgelegd, moeten ze kennelijk plat gemaakt worden![Dit diverse malen onderbroken door protesten van de politierechter die deze woorden gericht tot het OM te ver vindt gaan.]
Dan tot slot nog dit.
Elk redelijk denkend mens zou beamen dat als mensen door zich op verboden terrein te begeven en wat in hekwerken te knippen het vermoorden van, laten we zeggen, honderden mensen zouden kunnen voorkomen, dit negeren van het bordje 'verboden toegang' en het knippen in hekwerk daarmee een gelegitimeerde aktie zou vormen.
Net zo gelegitimeerd is wat eenvoudig knipwerk in hekken en het negeren van 'verboden toegang', als het erom gaat daarmee een onvoorstelbaar oorlogsmisdrijf tegen te gaan. En dat is hier het oogmerk van clienten.
Daarbij is het knippen in hekwerk en het negen van 'verboden toegang' tegelijkertijd een laatste middel. Alle clienten hebben er, gezamenlijk zowel als individueel, in eerdere fasen alles aan gedaan wat in hun vermogen lag om met legale middelen te bereiken dat de Staat terug zou komen van het voorbereiden en eventueel uitvoeren van het oorlogsmisdrijf van inzet van de 'Nederlandse' kernwapens.
Zij hebben meegedaan aan demonstraties, aan lobby-akties bij regering en parlement, alsmede aan rechtszaken tegen de Staat. Dit alles om aan de dreiging van daadwerkelijke inzet van kernwapens een halt toe te roepen.
Maar met deze legale middelen is het niet gelukt om de Nederlandse regering op zijn schreden te doen terugkeren. Weg van de gang naar dit oorlogsmisdrijf.
3. Door haar ondemocratische verheimelijking geeft de Staat hier directe aktie als laatste middel extra legitimatie
Integendeel, zoals ook al uit de processtukken blijkt, probeert de Nederlandse regering diens voorbereidingshandelingen, gericht op dit oorlogsmisdrijf, zelfs zoveel mogelijk te verheimelijken. Noch naar het publiek, noch naar het parlement toe wordt er in openheid informatie gegeven over alles wat met de Nederlandse kernwapentaak te maken heeft.
In dit klimaat van doodzwijgen en geheimhouding, is het eerste wat te doen staat om dit informatie-embargo, waaronder de aktiviteiten gericht op dit misdrijf plaatsvinden, te doorbreken. Openheid is hier een democratisch vereiste en tegelijkertijd een democratisch vereiste.
Beleefde brieven aan regering en parlement om tekst en uileg sorteerden hier niet het vereiste effect, en datzelfde gold voor demonstraties en andere legale akties. Evenmin was het mogelijk om daarmee de interesse van de media te wekken. Zodat de muur van stilzwijgen gehandhaafd bleef.
Toen mijn clienten echter, als laatste middel, overgingen tot het binnendringen van de basis Volkel, kwam er wel aandacht in de media en werd de zaak wel weer op de politieke agenda gezet.
Daarmee werd dus een openheid afgedwongen, die met andere, legale, middelen niet bereikbaar bleek. En die mijn clienten bschouwen als een voorwaarde tot, en tevens een eerste stap naar, maatregelen om de verdere voorbereidingen tot dit oorlogsmisdrijf effectief tegen te gaan.
4. Directe aktie als RECHTSPLICHT om oorlogsmisdrijven tegen te gaan
Daarbij geldt bovendien nog het volgende. Opkomen tegen de voorbereiding van oorlogsmisdrijven is niet iets vrijblijvends, iets waartoe men naar believen wel of niet kan overgaan. Want volgens de principes van Neurenberg is men als burger immers zelfs uitdrukkelijk verplicht om tot aktie tegen de voorbereidingen van oorlogsmisdrijven over te gaan.
Dit houdt dus in dat onze clienten doen wat eigenlijk iedere Nederlandse burger zou moeten doen, u als rechter en u als vertegenwoordiger van het OM incluis. Onze clienten halen dus in feite voor u, Ovj en u, rechter, de kastanjes uit het vuur. En vervullen daarmee een rechtsplicht die u en anderen verzuimen. Dat het hier gebruikte middel van directe aktie een effectief middel kan vormen om maatschappelijke en politieke veranderingen te bewerkstelligen, is in de loop van recente geschiedenis duidelijk aangetoond. De zwarte burgerrecht-beweging is wel het meest beroemde voorbeelden. Ook daarbij ging het om akties die in strijd kwamen met de wet.
De verdediging brengt hieromtrent een paper in het geding, getiteld 'Effectiviteit van geweldloze directe aktie', waarin tal van voorbeelden worden genoemd. (prod. 7) Voorbeelden waarbij alle 'legale' hadden gefaald, maar waarbij met behulp van 'directe aktie', vaak net over de rand van de wet, de gestelde doelen toch nog werden bereikt. Doelen, waar nu iedereen als vanzelfsprekend achter staat !
5. De Staat roept de onderhavige direkte akties zelf over zich af
Er is in dit verband nog een uiterst belangrijke vaststelling te doen. En dat is dat een democratie alleen maar kan functioneren in een klimaat van openheid. Zodat de regering, in een democratische samenleving, geenszins het recht heeft om zo iets verstrekkends als het voorbereiden van een eventueel oorlogsmisdrijf met behulp van kernwapens voor het publiek en nota bene zelfs voor het parlement, te verheimelijken.
Een dergelijke situatie creerende en aldus fundamenteel ondemocratisch handelende, roept de Staat burgerinspecties, waarbij onbevoegd de luchtmachtbasis wordt betreden om vast te stellen of zich daar kernwapens bevinden of niet, over zichzelf af.
De verantwoordelijke overheid heeft dit dan geheel aan zichzelf te wijten dat dergelijke directe akties plaatsvinden. Door haar ondemocratische opstelling van geheimhouding. Zij dwingt dan dergelijke burgerakties als het ware zelf af.Ook daarom dient dan ook het OM niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6. Opnieuw: er is hier zonder meer sprake van uitlokking door de Staat
Er is nog een tweede reden waarom aangenomen moet worden dat de Staat de directe akties van mijn clienten niet alleen als het ware zelf over zich afroept, maar zelfs onafwendbaar en bitter noodzakelijk maakt.
Zoals ook aan het slot van de uitspraak van het Internationaal Gerechthof van 8 juli 1996 wordt onderstreept, geldt het als een ondubbelzinnige verplichting naar internationaal recht voor alle landen die met kernwapens te maken te hebben, om in te zetten op totale eliminatie van deze kernwapens.
Nederland en de andere NAVO-landen weigeren dat. Zij zijn wel bereid om kernwapen-aantallen te reduceren, maar niet met als inzet van totale eliminatie.
Dit blijkt ook nu weer uit de stukken die zich in het strafdossier bevinden en uit de stukken, genoemd in het paper 'Het nucleaire beleid van de NAVO en van Nederland'.
Zoals de uitspraak van de Minister van Defensie in zijn brief van 12 april 1999 aan de tweede Kamer inzake de Hoofdlijnennotitie, waarin o.m. wordt gesteld:"Het huidige afschrikkingsbeleid van de NAVO (..) is uiteraard niet te verenigen met een kernwapenvrije zone in Europa."
En de uitspraak in de brief van de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken aan de tweede Kamer van 17 september 1989, luidende:
"Met andere lidstaten is Nederland [inderdaad] van mening dat voorshands geen behoefte bestaat aan discussie over de nucleaire paragrafen van het Strategisch Concept."
Met andere woorden: Nederland houdt vast aan 'zijn' kernwapens en is niet bereid die op te geven.
Dat is in strijd met het internationale recht. Hetgeen betekent dat Nederland, dusdoende, handelt in strijd met de internationale rechtsorde.
Ons land handelt hiermee tevens flagrant in strijd met de Grondwet, die in art. 90 immers de verplichting oplegt om de internationale rechtsorde te bevorderen.Mitsdien hebben de directe acties van onze clienten ook nog eens de component in zich, dat zij zich keren tegen een grove schending van de Grondwet.
Die de Staat willens en wetens pleegt.Middels deze akties treden onze clienten dan ook bovendien nog naar buiten als hoeders en beschermers van de Grondwet. Tegen de aanrandingen hiervan door de Staat in.
Nu staat er op schending van de Grondwet door regering en parlement helaas geen sanctie.
Maar in elk geval zou dan toch het niet-ontvankelijk verklaren van het OM bij diens strafrechtelijk optreden tegen degenen die met hun directe akties deze aanranding van de Grondwet aan de kaak stellen, als rechterlijk correctiemiddel kunnen en moeten gelden!mr. N.M.P. Steijnen