Sonja van Wier in Palestina/Israël
Bethlehem
26 december - Vanmorgen een potje vernedering aan de grens. Een vrouw die naar Bethlehem was komen lopen werd door een Israëlische soldaat met een simpel handgebaar teruggestuurd. Dat overkwam ook een automobilist. Overleggen was overbodig. Onze bus mocht er wel door. Maar de chauffeur niet. Hij is Israelier, maar Palestijn. Dat is een verschil van dag en nacht. Drie Israelische soldaten, naar mijn gevoel jongens met rotkoppen, hielden hem tegen. De chauffeur keek kwaad en godverlaten tegelijk. Overleggen dus. Of een van ons de bus kon rijden? Mooi niet dus. Of we voor hem zouden gaan ageren? Net op tijd kwam er een zongebruinde, knappe, wat kalende man, in een mooie overjas aan, die op zonnige toon de soldaten toe ging spreken. In een mum van tijd mochten we met chauffeur en al verder. "How did you do it sir?", want de zongebruinde bleek Palestijn. Hij legde uit dat hij een winkel in Bethlehem had, dat hij voortdurend de stad in en uit moest, dat ze hem kenden, dat hij gezegd had de verantwoordelijkheid voor ons op zich te willen nemen, dat ze hem met Kerst zijn handel niet mochten ontnemen, en dat we nu wel even bij hem langs mochten komen. Ineens zagen die Israelische soldaten-jongens er ook veel normaler uit. Wij naar Bethlehem dat de avond tevoren Kerstmis had gevierd op wel heel symbolische wijze, de Patriarch was er maar Arafat niet, over zijn stoel dan wel zetel was daarom de kefijah gehangen.
Tien jaar geleden noemde ik de kefijah nog de voor Arafat kenmerkende theedoek. Maar het komt niet meer in mijn hoofd op. Als ik al zijn demokratische kwaliteiten in twijfel durfde te trekken, nu even niet, want hij is hier gerespecteerd en geëerd. Hoe kosjer mijn beel is wet ik niet, want ik weet niet of Palestijnen vrijuit kunnen spreken. In ieder geval hebben ze zich in hun benarde situatie rond hun president geschaard. Arafat heeft veel voor ons gedaan, zeggen ze. Ze zeggen ook dat het inmiddels vijftig jaar durende conflict niet de schuld is van de bevolking van Israel, doch van haar regering. En als een politieke functionaris, in dit geval jonge vrouw, desgevraagd vertelt dat er geen verschil is tussen Rabin en Sharon, dan komt later een ander langs om dit bij te stellen. Er is alle verschil tussen beide Israelische premiers. Rabin veranderde aan het eind van zijn leven. Sharon zal altijd dezelfde blijven. Hij doodt maar en hij doodt maar en wil de westelijke Jordaanoever veroveren.
Aan de burgemeester van Bethlehem (je zit hier nog eens met magistraten aan tafel) vragen naar eventuele perspectieven van de Roadmap van Geneve. Het vluchtelingenprobleem is het heikele punt, zegt hij, zowel voor Israeli als Palestijnen. De meesten zullen na al die jaren niet meer terugwillen, maar er moet financiele genoegdoening komen. Menigeen die in 1948 verjaagd is, loopt nog rond met de eigendomspapieren van zijn gestolen huis. Uiteraard kunnen er ook vluchtelingen naar de Westelijke Jordaanoever terug. Hoeveel kan de toekomstige staat Palestina er bergen? "Een miljoen", taxeert hij. Hij zegt dat er aan de oostkant van de Jordaanoever nog voldoende ruime is. Maar wat moet er gebeuren met die drie nederzettingen om Jeruzalem heen, wat moet er gebeuren met die 300.000 kolonisten die willen blijven? Hij denkt dat het er 100.000 zijn en dat "we can handle certain problems". Vragen we nog eens: "Hoeveel kolonisten wonen er in de drie nederzettingen rond Jeruzalem?". Hij weet het niet precies. Dat lijkt me sterk, maar het eten smaakt lekker tot de discodreun weer uit de luidsprekers schalt en mijn trommelvliezen op beginnen te spelen. Burgemeester en echtgenote verlaten het lawaaiveld.
De volgende dag leggen we nog even aan bij onze redder van de grens. Wel kijken niet kopen. Hollanders nietwaar. Prachtig. Allemachtig. Hij schenkt thee met suiker en mint voor ons in. Lachend vertelt hij hoe moeilijk de situatie is. Voor deze tweede Intifada kwamen er in Bethlehem dagelijks 50 tot 200 bussen. Nu komen er twee, hooguit drie. Als hij nu tweehonderd dollar per dag om zet is hij blij. Vroeger beleefde hij gouden tijden. Hij ziet nergens licht in de tunnel en is evenmin enthousiast over welke politicus dan ook. De beste oplossing lijkt hem dat alle politici het veld ruimen. De bevolking van Israel en de bevolking van Palestina kan de zaak onderling wel klaren, zegt hij. Voor de stichting van de staat Israel konden ze ook goed overweg. Handel verbroedert.
's Avonds gaan Annelies en ik theedrinken bij een souvenir verkoper die ons bij hem thuis heeft uitgenodigd. Hij heeft soep voor ons gekookt en thee gezet. Na een uurtje brengt hij ons naar de taxi die ons weer bij de groep moet brengen. Wij willen niet dat hij verder nog mee gaat, en als wij hem dan toch weer zien, snauw ik hem af. Gelukkig heeft Annelies de situatie door. Hij komt mijn rugzakje brengen. Dat had ik vergeten. In de taxi of bij hem thuis. Ik zal het nooit weten, maar het is niet zo eenvoudig om Palestijn te zijn.
In het vluchtelingenkamp gaan Annelies en ik aan de wandel en prompt verdwalen we. Een jonge Palestijn, zo'n jonge onbetrouwbaren potientiele stenengooier annex terrorist, brengt ons via donkere steegjes terug. Daar zien we andere jongeren dansen onder aantekening dat jongeren de volle aandacht van de Palestijnse bestuurders en/of UNWRA hebben. Tegen de bezetter vechten kun je ook door te dansen. Na afloop knalt het volkslied er weer uit. Ik ga vol respect staan, want dit is me inmiddels duidelijk, in omstandigheden als deze is een vleugje nationalisme een gezond verschijnsel. Mij lijkt de Palestijnse samenleving soms een springveer die wel eens uit elkaar kan knallen. Desondanks vrolijken die authentieke dansen en traditionele kledij meer op dan die merkwaardige discodreun van enkele voorgaande avonden.